Sprookje: Yoeli
In de oude tijd leefden de Arowakken in vrede met iedereen en ging alles naar hun zin.
Op zekere nacht kreeg de vrouw van een dorpshoofd een droom. Ze droomde dat een grote zwerm uiteenlopende vogels op haar erf was neergestreken. Ze deed haar best tenminste één van de felgekleurde dieren te pakken te krijgen, maar ze bleven buiten haar bereik. Ze vlogen niet op, maar ze maakten sprongetjes.
Een van de vogeltjes die op het erf rondhuppelden was Pientjie, de kolibri. Hij was de slimste van allemaal en daarom hadden de andere vogels veel ontzag voor Pientjie. Hij had eens een weddenschap afgesloten met de aasgier wie het vlugst en het hoogst kon vliegen en die had hij glansrijk gewonnen.
De Arowakken zochten al lange tijd naar een manier omzich in verbinding te stellen met de geestenwereld en het was Pientjie die hen op weg hielp.
De vrouw droomde dat Pientjie een bundeltje naast een paal van haar woning legde en vervolgens wegvloog. Toen ze wakker werd, vertelde ze de droom aan haar familie. 'Laten we eens kijken of je droom uitkomt,' zeiden ze.
En waarachtig, bij een van de palen van de woning lag een bundeltje. Heel voorzichtig maakten de indianen het pakje open. Er zaten fijne zaadjes in die glinsterden en bijna zwart van kleur waren.
De indianen staarden naar het onbekende zaad en wilden het eigenlijk weggooien, maar toen sprak het zaad: 'Als jullie mij weggooien, zullen alle indianen omkomen.'
Dat stichtte verwarring.
Het zaad verklaarde: 'Ik ben Yoeli en ik kom uit de hemel. Als jullie mij goed behandelen, zal ik de indianen bijstaan in tijden van nood.'
De indianen stopten het zaad in de grond. Het ontkiemdeen de plant die eruit voortkwam, was de tabaksplant.
Tot op de dag van vandaag gebruiken de indianen de tabakals bezweringsmiddel.
*einde*
Bron: Surinaamse Sprookjes
Kerstzegels 2013
11 jaar geleden